Een tweeling, went dat eigenlijk?

Voor manlief en mij niet, nee.
Echt niet.

Ik blijf het wonderlijk vinden: eerst is er één bevruchte eicel. Die splitst een keertje extra zodat er opeens twee wezentjes ‘in de maak’ zijn. Aaron en Noah zijn gestart als één. En toch zijn het twee aparte individuen, met een verschillend karakter en deels andere interesses. Met een eigen stem, letterlijk (Noah klinkt iets fijner dan Aaron) en figuurlijk.

Ze zijn twee handen op één buik, die zonen van mij. Ze kunnen wel zonder elkaar, maar verkiezen toch om in mekaars buurt te zijn. Een mooi voorbeeldje is de overgang van hun babybedjes naar het deelbare stapelbed, bijna anderhalf jaar geleden. We laten hen de keuze: de twee bedden tegen elkaar of als stapelbed. Het antwoord komt snel en eensgezind: tegen elkaar!

Niet iedereen weet even goed om te gaan met hun tweeling-zijn. Dan heb ik het niet over de moeite om hen uit elkaar te houden. Mijn jongens corrigeren eventuele missers met charme, vrij van elke ergernis. Soms spelen ze het ‘niet zeker weten’ van de ander uit. “Ik ben Noah,” klinkt het dan heel beslist uit de mond van Aaron. Meestal met kapoentjesblik, af en toe ook met een sérieux die zelfs mij bijna om de tuin zou leiden.

Waar zij, maar voorlopig vooral nog ik, het moeilijk mee hebben, is wanneer mensen hen over dezelfde kam scheren. Het is niet omdat ze een ‘identieke tweeling’ zijn – qua dna dus – dat ze ook twee identieke kinderen zijn, perfecte kopietjes van elkaar. Van een kleuterrapport dat – op een paar woorden na – gewoon gekopieerd en geplakt is, word ik een beetje droevig. Het ontkent de eigenheid en identiteit van zowel Aaron als Noah. Wat mij betreft, is het vooral voor de klasleerkracht een gemiste kans. Of de serveerster die ervan uitgaat dat Aaron ook een Fristi wil drinken wanneer Noah er net eentje bestelde. Het is niet omdat ze er hetzelfde uit zien dat ze hetzelfde willen drinken. Zij die wél de moeite nemen om die twee rakkers als aparte individuen te benaderen en te leren kennen, doen daarmee alle betrokkenen eer aan en winnen er alleen maar bij.

Veel tweelingen hebben moeite met het ontwikkelen van hun eigen identiteit. Het helpt natuurlijk niet wanneer ze constant dezelfde kleren dragen, dezelfde haarsnit hebben, een gekopieerd rapport ontvangen en te maken krijgen met de veronderstelling dat ze hetzelfde willen als hun andere tweelinghelft. Wanneer de omgeving al geen onderscheid maakt, wordt het logischerwijze nog moeilijker. Het grootste werk daarin is voor Aaron en Noah zelf. Manlief en ik namen ons al heel vroeg in de tweelingzwangerschap voor om hen te benaderen als twee aparte mensjes. Het wordt ook hoe langer hoe duidelijker voor meer en meer mensen dat ze dat ook zijn.

Om terug te komen op de vraag waarmee ik deze blog startte… Ik weet uiteraard dat ik een tweelingmama ben en aan dat gegeven op zich ben ik gewend geraakt. Er gaan echter weinig dagen voorbij waarin ik niet versteld sta van hun zo bijzondere relatie. Het ene moment liggen ze danig met elkaar in conflict, wijs je het volgende moment één van hen terecht dan springt de andere voor z’n broer in de bres. Los van mama, kan niemand hen zo goed troosten als de broer (soms lukt het broer zelfs beter dan mama). Er zijn ochtenden te over waarop ik hen dicht bij elkaar aantref in hun bed. Het verliest niets aan schattigheid. Op zo’n momenten is het heel duidelijk dat ze zich veilig voelen zo dicht bij elkaar, zoals ze gestart zijn in mijn buik.

Dus ben ik eraan gewend? Hoegenaamd niet. En dat vind ik zalig!

2 reacties

  1. Vandaag heb ik je gevonden! Via de wonder wij en. Dat is toch fantastisch ☺️ je schrijft net zo heerlijk je hoofd leeg als mijn schoondochter, die in een vergelijkbare situatie zit als jij. Wat een talent hebben jullie. Dankjewel voor je verhalen, ik beleef dan even jouw wereld en ontglip de mijne. Dankjewel daarvoor. Liefs Francine