Het gebroken moederhart

De nacht van zondag 30 november op maandag 1 december 2014… de nacht dat mijn hart brak.

Daar sta ik dan. In een kamer op de pediatrie met kleine Noah in een couveuse, via allerlei draadjes verbonden met een monitor die veel te vaak van zich laat horen. Het hartritme, de ademhalingsfrequentie en het zuurstofgehalte in het bloed worden ermee in de gaten gehouden. Alleen… het is niet voldoende.
Deze kinderafdeling is slechts in staat tot medium care en mijn jongste zoon heeft nood aan intensieve verzorging. En wel heel dringend.
Vanuit het UZA is een volledig uitgeruste ambulance op komst.
Manlief is onderweg van huis met Aaron – die sowieso opgenomen wordt ter observatie – en heel wat benodigdheden voor onze jongens en onszelf.
Mijn ouders zijn al ingeschakeld als noodopvang voor Gwen en Maya.

Ik dwing mezelf rustig te blijven en tracht Noah – wiens toestand gestaag achteruit gaat – zoveel mogelijk aan te raken.
Even heb ik het moeilijk wanneer manlief in de kamer verschijnt met Aaron in de maxicosi. Hij heeft de knuffelinktvisjes van onze jongens meegebracht. Snel leg ik het groene inktvisje in de couveuse bij Noah en leg me toe op het installeren van Aaron en onze spulletjes.

Dan verschijnt het transportteam van het UZA: een ambulancier die meteen vertrouwen inboezemt door zijn uitstraling, een verpleegkundige die bevriend blijkt te zijn met ‘onze’ verpleegkundige Katrien en een deskundig én bezorgd ogende kinderarts-in-opleiding. Noah wordt nogmaals onderzocht terwijl Katrien een heleboel informatie overdraagt. Als robots beantwoorden manlief en ik de aan ons gestelde vragen. Het is wel degelijk RSV en er is geen tijd te verliezen.

Navraag bij het UZA leert ons dat er geen plaats is voor Aaron op hun kinderafdeling. Hij kan niet anders dan hier blijven met zijn mama of zijn papa.
Omdat ik nog herstellende ben van de keizersnede mag ik vanuit verzekeringsoogpunt geen wagen besturen, gesteld dat ik dat al zou kunnen. Ik ben niet eens in staat mijn jongste zoon achterna te rijden!

De knoop is snel doorgehakt: manlief volgt Noah naar het UZA – hij kan overnachten bij zijn ouders in Kontich – terwijl ik hier blijf bij Aaron en de meisjes terecht kunnen bij mijn ouders. Ons gezin wordt helemaal uit elkaar getrokken en we kunnen er niks aan verhelpen. Wàt een onmacht!

Noah wordt voorzichtig in de transportcouveuse gelegd. Snel geef ik hem nog een aai over zijn bolletje en druk er een dikke kus op. Zijn groene inktvisje! Dat moet mee! De verpleegkundige neemt het van me over en legt het zorgvuldig naast mijn kleine jongen in de doorzichtige bak.
Ik druk de ambulancier op het hart dat hij voorzichtig moet rijden. Hij stelt me gerust en laat met zijn reactie deze bezorgde mama helemaal in haar waarde. Engelen bestaan echt! En ze hebben heus niet allemaal vleugels.
Dan zet de karavaan zich in beweging.

Terwijl Katrien de couveuse ontsmet om Aaron erin te kunnen installeren, schakelen manlief en ik over op ‘praktische modus’. Welke spullen neemt hij mee, wat blijft hier? Ook in de auto zit nog heel wat dat voor mij en Aaron bedoeld is.
Katrien stuurt me met manlief mee. “Ik zorg wel voor Aaron.”

Aan de auto is alles snel verdeeld.
Dan begint de oranje lamp te flikkeren en gaat de poort open. Een ambulance van het UZA rijdt naar buiten. Noah vertrekt op zijn reis naar de neonatale intensieve zorgen… zonder papa, mama of broertje.

Ik grijp mijn man vast. Mijn hart voelt alsof het wordt uitgewrongen als een vod. Daar gaat ons jongste kindje. En wij kunnen niks anders doen dan hopen en vertrouwen dat hij binnen een nog niet te bepalen tijdspanne weer naar huis komt.
Nu weet ik hoe het voelt als je hart breekt.

1 reactie