Werkt mijn naïviteit onverdraagzaamheid in de hand?

Ruim de helft van mijn lagere schooltijd word ik gepest. Zonder het te dramatiseren… jawel, dat draag je inderdaad de rest van je leven met je mee, wat heus niet àltijd slecht hoeft te zijn. Op het moment zelf is het kwetsend, hartverscheurend, een dooddoener voor een zich nog volop vormend zelfbeeld en een regelrechte bedreiging voor een gezonde ontwikkeling. Als kind begrijp ik totaal niet wat er gebeurt en vooral… waarom? Het zou nooit bij me opkomen om iemand te treiteren voor gelijk welke reden.

Die naïviteit nekt me in mijn volwassen leven nog steeds, mag ik ervaren.
Zo vind ik een woordspeling die – zo leer ik al snel – ronduit racistisch is écht grappig, wat ik spontaan ook aangeef met een Facebook like. Dezelfde afbeelding is me een paar dagen eerder door een – zo noemt ze zichzelf – zwarte kennis al doorgestuurd tijdens een reeks heen-en-weer sturen van woordspelingen.

Racisme, het is geen seconde bij me opgekomen. Mij maakt het niet uit welke kleur ogen, haar of huid iemand heeft, welke geloofsovertuiging of genderidentiteit. Ik ben daar gewoonweg niet mee bezig. Een mens is een mens en daarmee uit. Zo zien mijn vier kinderen het ook en ik hoop dat ze dat altijd zullen doen.

En dan word ik getagd door een Facebookvriendin, die zich – duidelijk geschokt – afvraagt waarom ík zo’n racistische en kwetsende post kan liken. Dat is even heel erg schrikken! Ten eerste omdat mijn andersgekleurde kennis me eerder exact hetzelfde doorstuurde in het kader van humor (en niet racisme, terwijl we daar samen al heel wat gesprekken over hebben gehad) en ten tweede omdat ik er heel bewust voor heb gekozen om racisme niet toe te laten in mijn eigen leven… en dat dat er voor een ander dan toch heel anders uit kan zien. Ik ben er echt niet goed van.

Mijn kleine ikje – al een paar dagen geplaagd door een hardnekkige griep met hoge koorts – voelt zich stevig met de vinger gewezen en zonder pardon in het hoekje met racisten geduwd, waarin ik mezelf met geen mogelijkheid kan plaatsen. Alsof er zonder boe of ba een oordeel over me geveld wordt en ik een bijhorend etiket krijg opgeplakt. Ik voel me als een klein kind dat geen flauw idee heeft waarom het gestraft wordt en dat kwetst me heel diep. Het triggert de vroegere pijn van het gepest worden en nog geen klein beetje, wat me duidelijk maakt dat daar toch ook nog wat werk te verrichten is.
Ja, ik voel me totaal onterecht gebrandmerkt en duik stevig in mijn slachtofferrol.

Die ‘arme ik’-momenten kunnen heel nuttig zijn. Het is een veilige bedding die plaats biedt aan onvervalst drama, aan alle mogelijke emoties, en dus ook aan het zieligste en het meest duistere. Dat onder de mat vegen, werkt op lange termijn alleen maar in mijn nadeel, weet ik. En er is best wel wat naar boven gekomen. Dan kom ik op het punt dat ik klaar ben met dat slachtofferschap.
Tijd voor wat introspectie.

Wat me het meest bezighoudt… Is mijn goedhartige naïviteit kwetsend voor anderen? Draag ik daardoor – onbewust en onbedoeld – bij aan de onverdraagzaamheid in deze wereld?
Ik mag met heel m’n hart hopen van niet, maar misschien moet dit voorval me doen besluiten dat ook dàt naïef is.

Mag ik nog liken wat ik echt leuk vind? Of is het beter om – in plaats van mijn voornemen om mezelf meer en meer te laten zien, onverbloemd en rauw – me te onderwerpen aan een soort van censuur. En zo ja, aan welke voorwaarden moet die dan voldoen? Kan ik mezelf vanaf nu beter wél gaan bezig houden met wat politiek correct is en wat niet?

Even héél duidelijk: ik lach er niet mee, ik heb er to-tààl geen idee van. Ik richt mijn beperkte energie veel liever op wat het leven mooi maakt. Blijkbaar zit hier toch een stevige les in. Welke dat dan is, gaat voorlopig nog even aan me voorbij.

En eerlijk? Ik wíl die naïviteit ook niet kwijt. Het was vaak genoeg het enige wat me rechthield. Een vriendin met een job die haar met gemak kan verzuren, zegt zelfs dat ze ‘bewust naïef’ is. Dus de enige ben ik zeker niet.

Moet ik maar weer gaan people pleasen, doen wat ik denk dat anderen blij maakt, los van hoe ík me daarbij voel? Dat heb ik veel te lang gedaan, waarmee ik mezelf écht tekort deed. Ondertussen hou ik teveel van mezelf om daar nog toe bereid te zijn. Dit herken ik als een stuiptrekking van mijn gekwetste ikje, want geen mens die het ook maar enigszins goed met me voorheeft, zou zoiets ooit van me verlangen… of zelfs verdragen.

Maar ik wil ook niemand kwetsen.
En daar bots ik dan weer keihard op iets dat me de afgelopen jaren – en een bepaalde periode ook letterlijk – in leven heeft gehouden.
Dat niemand gekwetst kan worden door een ander, behalve als die dat zelf toelaat.
Dat elke boodschap, ongeacht de intentie van de zender ervan, neutraal is.
Dat wat het dan eventueel teweegbrengt bij de ontvanger, iets zegt over die ontvanger (net zoals dat gekwetste kleine ikje mij mag leren dat er echt nog wel een pijnstuk zit over het vroegere gepest worden) en niet over de boodschap of de zender.
Het vraagt een omdenken waardoor je de zaken niet langer buiten jezelf legt, maar binnenin jezelf. Het is een vorm van persoonlijke verantwoordelijkheid die niet zelden confronterend en hoogst onaangenaam kan zijn. Het heeft me een decennium gekost om op dit punt te geraken en ik heb er nog een hele weg in te gaan. Maar ik mocht er al zoveel door leren over mezelf en het helpt me enorm om mijn adrenaline binnen de perken te houden. Voor iemand met autonome disfunctie – die sowieso al een verhoogde adrenalinesecretie heeft – betekent dat een aanzienlijk gezondheidsvoordeel.

Het enige wat ik me uiteindelijk nog kan afvragen… Zou ik de woordspeling zelf hebben gepost op mijn Facebook profiel?
Het antwoord is duidelijk en beslist: nee.
Oké. Eye opener!
De reden is een stuk minder duidelijk, eerder een gevoel dan een klare stelling.
Misschien ga ik dan mijn gevoel maar hanteren als richtlijn voor likes en me telkens afvragen of het iets is dat ik zelf zou (willen) posten. Reageren is enkel nog toegestaan wanneer het antwoord positief is. Moet ik lachen met iets dat ik niet op m’n profiel zou zetten? Dan ben ik vanaf nu de enige die dat weet. De gedachte ‘wat dan met je vrije meningsuiting?’ duw ik van me af, da’s voor later.
Ja. Voorlopig ga ik het daarmee doen.

Naar de aangeboden babbel bij een lekkere tas thee kijk ik uit. Het is duidelijk dat er veel meer omgaat in de wereld dan waar ik me bewust van ben (en wìl zijn, maar da’s weer een ander verhaal).
Als jij me in tussentijd op een opbouwende manier nog wat inzichten, ideeën en klaarheid kan aanleveren… héél graag dan.


Aanvulling – woensdag 27 november

Zo dankbaar voor de vele reacties die ik mocht ontvangen, zowel op mijn Facebookprofiel – waar ik de link naar deze blogpost deelde – als via persoonlijke berichten. Ze leverden me absoluut meer inzicht op. En toch ook even geruststellen: ik ben oké. In mijn tekst deel ik de onmacht, het drama, de verslagenheid, de oude pijn en de onzekerheid waar ik doorheen ging. Ondertussen voel ik terug de grond onder mijn voeten en kan ik – weer een beetje wijzer – verder. Als mijn naïeve zelf. 🙂

Ik vond het te belangrijk om niet te delen, gezien de maatschappelijke relevantie maar veel meer nog omdat ik me niet kon voorstellen dat ik de enige was die er zò in verloren kon lopen. Het heeft mensen aan het denken gezet. Er kwamen reacties van herkenning, een heel warme dankjewel om woorden te geven aan een onbestemd gevoel en zelfs twee mensen met een warm hart die – los van elkaar – aangaven dat ze wel eens berichten op sociale media zetten die eigenlijk totaal niet overeenkomen met hoe ze zelf in het leven staan en dat ze zich daar nu bewust van zijn.

Naïviteit ìs een mooie eigenschap die je als het ware toelaat de wereld te blijven zien door de ogen van een kind. Maar ook hier is té geen goeie zaak. De tijden veranderen en er is een algemene vervaging aan de gang, zo lijkt het wel. Dat heeft positieve kanten – mijn kids leren zaken waar ik pas voor het eerst over hoorde toen ik jaren ouder was – en ook negatieve. En er zijn nu eenmaal mensen die dat handig uitspelen, heel subtiel doch met een vastomlijnd en niet proper doel voor ogen. Waarom? Daar kan ik gevoelsmatig to-tààl niet bij, al kan ik rationeel gezien wel wat redenen verzinnen.

Wat ik nu ga doen? Hetzelfde als voorheen: focussen op wat ik wìl zien in de wereld en ‘de schoonste bloemekes water geven’ ?