Hersenspinsels tijdens een dieptepunt

Woorden.

Hij praat. Ik roep.

Hij observeert en benoemt. Ik voel me gevangen, zielig en een moeder van niks.

Hij reikt me een helpende hand. Ik reageer als een koppig, boos kind. Nee!!!

Hij stuurt me naar boven om tot rust te komen. Ik weersta nog nét de neiging om met de deur te smijten en de trap op te stampen. (gelukkig maar, dat had m’n batterijen meteen doen leeglopen)

Nutteloos. Krachteloos. Machteloos. Vanalles is er loos!

Waarom bleef ik toch al die jaren doorgaan en doorgaan, zorgen voor alles en iedereen behalve mezelf? Waarom zag ik niet in dat ík degene ben die deze lichamelijke situatie heeft gecreëerd voor mezelf – en ook voor mijn gezin. Waarom wist ik écht niet beter? Waarom lijkt het alsof ik eerst helemaal naar het diepste punt moet voor ik weer naar boven kan?

Tranen vertellen me dat ik écht voél. Dat is goed. Heel goed. Dat lukte me zo lang niet.

Nieuwe verf hecht pas goed wanneer de oude helemaal weg is. Ik héb een reset nodig. Manlief heeft gelijk. Oh, wat haat het nukkige kantje van mij dat toch! Hij heeft het bij het rechte eind en ik zo overduidelijk niet. Waarom blijf ik vechten? Waarom laat ik die weerstand – wanneer ik ’em voel – niet gewoon los?

Een reset… terug naar helemaal niks. Om van daaruit weer op te bouwen. Klinkt logisch. Goed, zelfs. Alleen… wat met het gevoel dat ik op die manier mijn gezin alleen maar tot last ben?

De weinige dingen die ik dagelijks in het huishouden zou bijdragen – onze vastgestelde minimale effectieve dosis – krijg ik de afgelopen week niet klaargespeeld. Ik loop vast in het plannen van m’n activiteitsmomenten. Als de kids ‘s morgens de deur uit zijn, start mijn eerste rust- en batterij-oplaad-moment van minstens een uur. Dus beuzel ik en prop stiekem een eerste puntje van de minimale effectieve huishouddosis in m’n ochtendroutine. Dan kan ik dàt toch al afvinken op de lijst in de keuken. Als ik dat kruisje niet vergeet te zetten, toch. Na de eerste rustpauze denk ik vaak niet meer aan de rest van die lijst en creëer een vleugje tevredenheid door een mand propere was in de kast te leggen. De gezamenlijke afspraak over die minimale effectieve dosis – nochtans belangrijk om de schimmel van de slaapkamerramen te houden – zit dan ergens in de chaos in mijn hoofd, weggestopt in een hoekje of ergens onder een stoffige mat geveegd. Terwijl ik een minstens even tevreden gevoel overhoud aan het afvinken van die drie taken. Waarom krijg ik mijn hoofd maar niet op orde?!

Jarenlang stevig over de schreef gaan, misschien? Of nee, allicht. Oké, dat is het zeker. Niks te misschien. Manlief heeft gelijk. Ik wéét het. Ik voél het. En ik wíl het ook écht anders.

Draag ik momenteel meer bij aan ons gezin door niets te doen in het huishouden en enkel en alleen te focussen op mijn herstel? Maak ik dan nog wel deel uit van ons gezin? Ben ik – met mijn krampachtige pogingen om toch maar iets van waarde te betekenen – een blok aan het been? Ik wéét het gewoon niet! Ik weet het allemaal niet meer.

Ik wil zo graag weer ‘gewoon’ kunnen opstaan, mezelf vlotjes klaarmaken voor de dag die voor me ligt, er ten volle zijn voor de kids tijdens de ochtendroutine van ons gezin. Ik wil ze zelf naar school kunnen brengen zonder dat dat de rest van mijn dag hypothekeert. Ik wil op gelijk welk moment kunnen aanvoelen waar mijn grenzen liggen en met een bijna belachelijke vanzelfsprekendheid recuperatiemomenten inbouwen. Ik wil mijn aandeel in het huishouden kunnen doen zonder dat het ten koste gaat van mezelf, mijn relatie en mijn gezin. Ik wil weer de partner zijn die ik heel diep vanbinnen nog vaag herken, maar zo weinig aan de oppervlakte krijg. Ik wil in staat zijn om in mijn eentje met vier kids op stap te gaan. Ik wil me weer mezelf voelen.

Ik huil en huil… de zwaarte weg. En nee, ik verwijt mezelf niks. Ik wil eruit leren, groeien. Ook al weet ik eigenlijk niet hoe en kan ik hier écht hulp bij gebruiken.

Zachtheid naar mezelf toe, ik voel ze terug. De storm gaat langzaam weer liggen. Ontkennen of wegstoppen van die hersenspinsels wil ik niet meer. Ze hebben evenveel bestaansrecht als ik zelf. Ook dit hoort bij mijn genezingsproces. Ook dit ben ik. ?